Vergeet de stembus in Afrika
Alphonse Okatende Muambi, schrijver en tolk
Europa wil Afrika koste wat kost democratiseren, meent Alphonse Muambi, en die ’obsessie’ is schadelijk. Muambi pleit voor een machtsestafette. Zonder verkiezingen.
Op 3 maart heb ik mijn burgerplicht vervuld. Ik stemde met mijn politieke bewustzijn, maar keek ook met het oog van de verkiezingswaarnemer die ik was in 2006 in Congo. Ik zag in Den Haag geen lange rijen kiezers, zoals in Afrika. Daar staan mannen en vrouwen voor dag en dauw op, lopen eindeloos ver en wachten met lege maag om de langgekoesterde democratie tot leven te wekken, met eten, drinken, werk, mensenrechten, scholen en vrede.
Nederland is een van de Europese landen die Afrikanen democratie willen brengen, als het evangelie dat hen van de armoede zal verlossen. Zonder deze democratie leven ze voor eeuwig in een hel van chaos en honger. Maar is het westerse model van democratie wel geschikt voor Afrika? Past deze democratie wel in de Afrikaanse stammencultuur?
Sinds de opkomst van Pim Fortuyn is Nederland flink aan het schuiven geslagen. Na de moord op Fortuyn durven politici minder. Dat bedreigt de vrijheid van meningsuiting – zie de permanente bewaking van Wilders en de tijdelijke van Cohen, Halsema, Rutte en Pechtold.
Een Nederlandse vriend zuchtte diep toen ik hem vroeg waarom hij niet ging stemmen. Hij vertelde me dat hij geen vertrouwen meer in de politiek heeft. Dat politici uiteindelijk toch doen wat ze willen. Zijn nee-stem tegen Europa, was in een ’ja’ omgetoverd en het Verdrag van Lissabon werd geratificeerd. Hij zag het verschil niet tussen de kennis van Balkenende in 2003, toen hij de oorlog tegen Irak steunde, en van nu, na de commissie-Davids. Groot bedrog, vond mijn vriend. Het parlement kwalificeerde hij met Multatuli als ’een pronkkamer van Nederlandse middelmatigheden, een museum van misdadige nietigheid’. Venijn was alles wat er was overgebleven na lange jaren van politieke betrokkenheid.
Terug naar Afrika. Ik heb geen cijfers nodig om Nederlanders te overtuigen van de armoede daar. Iedereen hier krijgt dagelijks via de televisie arme zwarte mensen voorgeschoteld. Wat mij meer stoort is dat in omgekeerde richting de democratie zonder pardon het Afrikaanse leven wordt ingesmeten.
Dit jaar alleen al ziet de Afrikaanse democratische agenda er rooskleurig uit. In Soedan vonden op 4 april parlements- en presidentsverkiezingen plaats. Voor het eerst konden ook vrouwen hun stem uitbrengen. Een kwart van de zetels is voor hen gereserveerd. Op 28 juni gaan de Burundezen naar de stembus. Burundi heeft vijftien jaar burgeroorlog tussen Huturebellen en het leger achter de rug. Optimisten juichen. Ik niet.
Soedan, Burundi en de Democratische Republiek Congo staan op het lijstje van het departement voor ontwikkelingssamenwerking als ’fragiele staten’. Een chique kwalificatie voor invalide, verlamde staten. Kenmerken van een zo’n staat volgens het Ministerie: ernstige politieke en sociale spanningen met negatieve gevolgen voor haar burgers, gebrek aan legitimiteit en capaciteit, aan veiligheid en mensenrechten. Onderwijs, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg ontbreken. Geen economische ontwikkeling. Kortom, een veld waar alles kan groeien behalve democratie.
Op 4 februari was ik aanwezig bij een bijeenkomst in het instituut voor internationale betrekkingen Clingendael. Daar schetste de Burundese minister van defensie, Germain Niyoyankana, een eerlijk maar somber plaatje van zijn land. Het leger heeft geen geld om uniformen te kopen. De politie evenmin. Er ontbreekt geld voor de opleiding van militairen en politiemensen. „De Burundese bevolking leeft in een misère die niet in woorden is uit te drukken”, zei hij bescheiden. Jongens van achttien toto 35 jaar veroorzaken grote onveiligheid. Ze zijn gedemobiliseerd uit militiegroeperingen en hebben werk noch bezigheid.
Ondanks deze in- en intrieste schets komen er verkiezingen, in de wetenschap dat die zelf weer reden kunnen zijn voor nieuwe brandhaarden.
Het Westen staat klaar om de verkiezingen te financieren. Europa betaalt graag mee aan de 43 miljoen euro die Burundi ervoor nodig heeft. De democratie moet immers met man en macht naar Afrika worden gebracht. Naast geld schonk het Nederlandse ministerie van Defensie 31 vrachtauto’s voor transport van brandstof, materieel en personen. Die goedgeefsheid komt door de Europese democratiseringsobsessie. Maar waarom legt het Westen Afrika democratie op?
Ik wens de vrouwen van Soedan veel succes met hun stemrecht en die zetels die voor hen zijn gereserveerd. Maar ik ben bang dat dit niks zal veranderen in hun dagelijks leven.
Econoom Paul Collier, verbonden aan de universiteit van Oxford, pleit voor langere militaire interventies om zo de democratie niet alleen te brengen maar ook te houden en onderhouden. „Na eerlijke verkiezingen bieden die aan de regering bescherming tegen een staatsgreep”, zo rechtvaardigt hij zijn pleidooi. En dat zegt een man die twee vijanden meent te hebben: negativiteit en naïviteit.
Hij erkent, net als ik, in zijn publicaties dat zonder stevige economie geen democratie mogelijk is. „Zonder de druk van goed geïnformeerde burgers in de westerse samenleving, zullen westerse politici niet snel over de brug komen met betere handelsvoorwaarden en veiligheidsmaatregelen voor Afrika”, zei hij ooit.
De naïviteit van Collier ligt in zijn idee dat er eerlijke verkiezingen mogelijk zijn. In Afrika weet iedereen dat een zittende president die de verkiezingen verliest dom is. Kun je wel spreken van eerlijke verkiezingen als kiezers gaan stemmen op kandidaten die hun rijst, pennetjes en schriftjes geven tijdens de campagne? Of wanneer er grote multinationals achter een kandidaat staan? Is er sprake van eerlijke verkiezingen als de kiezers analfabeet zijn? De elite houdt dat analfabetisme in stand door niet in het onderwijs te investeren omdat het een bedreiging vormt voor hun macht. Wil Collier dat regime met zijn interventieleger gaan beschermen?
Het is naïef om te denken dat de democratie Afrika zal redden. En dat militair ingrijpen Afrika’s economische problemen gaat oplossen. Sinds ik in 2006 verkiezingswaarnemer in Congo was, ga ik er elk jaar naar toe om te kijken hoe het er met de democratie voor staat. Ik praat niet alleen met de journalisten en de elite, maar vooral met de straatkinderen, de gewone mannen en vrouwen, de militairen, de onderwijzers.
Het gaat er, kan ik u verzekeren, goed met de democratie maar niet met de bevolking. President, parlement en senaat vervullen hun democratische functies. Zij voldoen aan de ’internationale criteria’ van democratie. Maar de bevolking die het inmiddels beter zou moeten hebben dankzij deze democratie, leeft nog altijd in de armoede van voor 2006.
Tijdens een bezoek aan scholen in de stad Kananga, duizend kilometer van de hoofdstad Kinshasa, sprak een schooldirecteur mij aan. Hij was zeer verbaasd dat ik zijn school wilde ondersteunen met schoolmateriaal. Hij liet mij een pak met honderd krijtjes zien. „Honderd voor duizend leerlingen. Dat is alles wat we nog hebben tot het eind van het schooljaar.” De autoriteiten ziet het schoolbestuur alleen rond de verkiezingen om stemmen te winnen. De directeur vroeg mij dan ook of ik soms een kandidaat was voor de volgende verkiezingen in 2011. Is dit democratie? Nee. Het is slechts een democratie om het Westen te behagen. Een democratie die niet de eigen bevolking dient maar bedriegt. Is dit de democratie die men wil voor Afrika? En betaalt de Afrikaanse bevolking de prijs met de dood na elke verkiezingsronde? Waarom stemmen als het niets oplevert?
Over de Congolese verkiezingen in 2006 schreef ik een boek, ’Democratie kun je niet eten’. Sommige lezers zien in mij nu een vijand van de democratie, een Afrikaanse duivel die in de westerse kerk de democratie komt vervloeken. De waarheid is dat ik een fervent aanhanger van democratie ben, ik heb er zelfs voor gevochten, maar in een verlammend land werkt het niet.
De democratische processen in het Groten Merengebied houden behalve Europa ook mij obsessief bezig. Mijn gevloek bestaat uit vragen. Leidt democratisering tot democratie of brengt ze sommige Afrikaanse leiders in de comfortabele positie er geld aan te verdienen – door hoge kosten van verkiezingen en beveiliging. Een ander model van democratie is wel mogelijk. Daarvoor roep ik alle evangelisten van de democratische leer op om een minuut stilte te houden. Niet om de doden van de democratie in Afrika te herdenken, maar om met mij een nieuw model van democratie te bedenken.
Zolang Afrika zelf de verkiezingen niet kan financieren, kunnen ze wat mij betreft beter stopgezet worden. Het is niet alleen duur, maar creëert een te grote afhankelijkheid van Europa. Wat, als Europa de geldkraan dichtgooit? Begint de Afrikaanse democratie daar waar de gulle hand van Europa zich uitstrekt? Afrikaanse leiders leggen verantwoording af aan hun sponsors. Niet aan hun eigen bevolking. Dit is geen democratie maar klantenbinding. Wie het toch democratie noemt, beledigt de basisprincipes van democratie. Het is een vloek op de idealen van de democratie.
Afrika is gebaat bij een ander democratisch model, een waarbij verkiezingen geen rol spelen maar waarin ruimte is voor de dynamiek van Afrikaanse stammen.
De macht wordt ook anders geregeld: als een Olympische fakkel. Per regio of provincie rouleert de macht – ongeveer als in de Europese Unie toen daarbinnen het voorzitterschap rouleerde. Een provinciale leider wordt president van het hele land en hoeft voor die periode niet na te denken over hoe hij de macht moet behouden of campagne voeren om de volgende verkiezingen te winnen. De oppositie krijgt dan een functionele positie: ze bereidt de overname van de macht voor.
Dat schept een beter economisch landschap voor investeerders. Europa zou daarmee haar obsessie voor democratie om kunnen zetten in een gezonde drang en werk maken van economische groei.